typemachineHoewel vier april vierëntwintig april werd, gaat het nu plotseling snel. De laatste weken vloog het werk vijf maal heen en weer in een driehoekige baan tussen uitgever, zetter en schrijver, en met elke vlucht werd het pakketje lichter, de lijst correcties kleiner tot er ten slotte een schoon document overbleef. Welk idee me nu nog invalt, op welke metafoor ik nóg langer had willen kauwen, het is te laat, de letters zijn onder mijn vingertoppen verdwenen – it’s out of my hands. Over een paar weken gaat het boek de wereld in, wordt het gelezen, gewogen, getoetst. Statistisch gezien loop ik een risico van 99 procent om me over een paar maanden te kunnen voegen in de anonieme rijen der eendagsvliegen, tot de scribenten die zich ooit aan het romanfront hebben meldden en van wie verder niets meer is vernomen. F*ck de statistieken. Ik ga voor dat ene procentje. Niet voor niets is deze roman zich jarenlang aan mijn hand blijven opdringen. De personages, het plot, de decors – het móest geschreven worden. Het was alleen een kwestie van tijd creëren, van schrappen en schaven. Het werk niet afronden? Ik had het mezelf niet vergeven. Het schrijven van dit boek was – letterlijk – een kwestie van zelfbehoud. Nu is het er, bijna. Aan u het oordeel.