Op zoek naar de Via Appia

Foto: Wikimedia.

De koningin der wegen werd zij genoemd, de regina viarum. Nog eeuwen nadat het Romeinse rijk ten onder was gegaan, gold de Via Appia als het symbool van de grote technische kunde van de Romeinen. Wat is er ruim tweeduizend jaar later over van deze koninklijke weg? Ik vond een oude Romeinse kaart en ging in hedendaags Italië op zoek naar de sporen van de Via Appia…

Radicaal besluit
We schrijven 312 voor Christus. In het zuiden en midden van Italië zijn de Romeinen in een strijd verwikkeld met de Samnieten en andere opstandige bergvolken. Om de gevechten in zijn voordeel te beslissen, neemt keizer Appius Claudius een radicaal besluit dat grote geopolitieke gevolgen zal hebben. Hij laat een honderden kilometers lange weg aan te leggen, een weg die zelfs van de natuur geen tegenspraak duldt. Rivieren worden overbrugd, heuvels afgegraven, bergen ontweken. Straks zullen zijn soldaten pijlsnel ter plaatse zijn om elke onlust in de kiem te smoren. ‘Appius liet alle steenblokken, vooral molensteen die van nature hard is, op een ver verwijderde plaats uithakken en hier naar toe brengen,’ noteerde de geschiedschrijver Propocius. ‘Nadat deze stenen glad en vlak waren gemaakt en in een veelhoekige vorm waren gesneden, liet hij ze aan elkaar passen zonder er kleine stenen of iets anders tussen te leggen. Zij zaten zo stevig aan elkaar en de voegen zijn zo goed gesloten, dat iemand die er goed naar kijkt, denkt dat ze van nature in elkaar zijn gegroeid. Ook nu na verloop van zoveel tijd de weg door vele wagens en allerlei dieren dagelijks is gebruikt, zijn de stenen bij de voegen in het geheel niet gaan wijken en is niet één van die stenen weggesleten of zelfs dunner geworden; ze hebben zelfs niets van hun glans verloren. Zo ziet de Via Appia er hedentendage uit.’

Foto: Wikimedia.

Jogging-pakken
Twee millennia nadat hij is aangelegd heeft de Via Appia zijn glans behouden, zij het dat het niet meer de stenen zijn die glanzen maar, met excuses aan keizer Appius, de joggingpakken. Het is zondagochtend, voorjaar. Ik loop over de eerste kilometers van de Via Appia. Vanaf het hart van het oude Rome, het Forum Romanum, langs de resten van het Circus Maximus, naar de oude stadspoort San Sebastiano, vroeger Porta Appia genaamd, waar twee carabinieri het autoverkeer tegenhouden. Zoals iedere zondag is de Via Appia alleen toegankelijk voor niet-gemotoriseerd verkeer. Waar ooit legers marcheerden, puft nu een parade van bontgekleurde sporters. De Via Appia als catwalk. Oude baasjes in glanzende voetbalshirts, dertigers in knalgele katoenen jacks, jonge meiden in roze halterhesjes. Te paard en per mountainbike en per peperdure sportschoen, huppelen en dansen ze over de oude keien, met elkaar keuvelend of pratend tegen een telefoon. Naar dit tafereel kijkend, krijg ik medelijden met de Romeinen uit de antieke wereld. Immers, wie van hun trendy nazaten beseft nog dat hij over gewijde grond rent? Omdat het in het oude Rome niet was toegestaan doden binnen de stadsmuren te begraven, zochten welgestelden buiten de stad naar een zo indrukwekkende mogelijke laatste rustplaats. En welke plek bood meer postume eer dan de Via Appia? Kilometers voor de stadspoort raakte de Via Appia aan weerszijden omzoomd door een lange aaneengesloten rij van grafpercelen, vaak versierd met sarcofagen, rustbanken en soms metershoge monumenten. En nu worden die bermen, die tot de duurste stukjes grond van het Romeinse rijk behoorden, met voeten, fietsbanden en zelfs paardenhoeven betreden. De zerken zijn verkruimeld, standbeelden geamputeerd, in marmer gebeitelde dodenmaskers vervaagd tot een verzameling uitwisselbare gelaatstrekken.

Foto: Wikimedia.

Erotisch vertier
De volgende ochtend wring ik me in mijn goudkleurige Fiat Punto in de Romeinse verkeersstroom. Voorrang krijgen kun je vergeten, voorrang nemen is het devies. Vanaf de Axum Obelisk koers ik over de Via Appia Antica – die op zondagavond weer wordt opengesteld voor alle verkeer – tot een wegversperring me naar zijn moderne equivalent leidt, de Via Appia Nova. Deze vierbaansweg loopt parallel aan de oude route maar is zo alledaags dat ik al na een paar kilometer – bij de kruising met Via Fioranello – weer probeer de antieke weg te volgen. Helaas, van de door Propocius zo geroemde samenhang is niets meer over. De basaltblokken liggen her en der verspreid over het zand. Toch is er nog veel verkeer op dit stukje Appia. Een karavaantje van auto’s manoeuvreert stapvoets tussen de brokstukken. Chauffeurs turen met spiedende ogen om zich heen. En half verscholen tussen de ruïnes van grafmonumenten, staan nog een paar auto’s geparkeerd – louter mannen achter het stuur. Als hun blikken zich vastzuigen aan mijn nieuwsgierige ogen, dringt het tot me door.
Uomo di amore?‘ vraag ik ten overvloede in mijn steenkolenitaliaans aan de bestuurder van een Lancia die uit een stofwolk opdoemt.
‘Yes! Gay! You too?’ klinkt het door het opengedraaide portierraam.
Grinnikend keer ik om. Het wegdek van de koninklijke verdraagt hier alleen erotisch verkeer. De volgende vijftig kilometer rijgt de Via Appia Nova (SS 207) een reeks onooglijke plaatsjes aaneen. Albano, Velletri, Cisterna Latina… Geleidelijk raak ik het zicht op de oude weg kwijt. Bij een kruispunt verlaat ik de nieuwe Appia en vraag aan een boer waar de oude Appia loopt.
‘Daar,’ zegt hij, wijzend naar de weg waar ik vandaan kom.
‘De Via Appia Nova en de Via Appia Antica zijn hier hetzelfde.’
Gerustgesteld koers ik verder over de kaarsrechte weg omzoomd door pijnbomen. Bij parkeerhavens drentelen meisjes in nauwsluitende leren pakjes heen en weer. Niet alleen de heren- , ook de betaalde liefde tiert welig langs de oude weg: er lijkt weinig veranderd sinds de Romeinse tijd. Hoewel, waar ik in mijn Punto met 80 km/uur voort snel, legden zij 80 km per dág af in door muildieren getrokken wagens of door slaven getorste draagstoelen.

De Via Appia is soms een ezelspad, soms een tweebaansweg, soms onvindbaar
Herbergen
‘Maar vergis je niet,’ vertelde Fik Meijer, de Amsterdamse hoogleraar Oude Geschiedenis die ik voorafgaand aan deze reis spreek. ‘Ondanks deze beperkingen hielden de Romeinen echt van reizen! Ze reisden om een studie- of bestuurscentrum te bezoeken, voor de handel maar ook om toeristische redenen. Wie geen bekenden had waar hij de nacht kon doorbrengen, moest genoegen nemen met een plaatsje in een van de vele cauponae oftewel herbergen. Dit waren, zoals we in de opgravingen van Pompeï kunnen zien, bedompte kale lokalen die werden bezocht door dronkaards en dames van lichte zeden. Je kunt je voorstellen dat de bedden volzaten met ongedierte! We hebben een helder beeld van het ‘beschavingsniveau’ in deze herbergen, omdat de bezoekers de wanden vol hebben gekrast met banaliteiten en klachten over de perfidus hic caupo, zoals Horatius hem noemt, de volmaakte schurk van een herbergier.’

Foto: Wikimedia.

Tempel
Ik cirkel omhoog naar de plek waar menig Romeins reiziger om betere tijden zal hebben gebeden. Op de bergtop boven Terracina, een uitnodigend plaatsje waar de Via Appia voor het eerst de kust raakt, prijkt de tempel van Jupiter Anxurus, onaangetast als in zijn hoogtijdagen. Vanaf deze hoogte is de methodische precisie van de Romeinse wegenbouwers goed te zien: de Via Appia, zowel de nieuwe als de oude die hier voor een deel bewaard is gebleven, is als een lineaal door het land getrokken. De arcaden van de tempel omlijsten het panoramisch uitzicht op de baai van Terracina. De zon kleurt oranjerood en laat zich langzaam inpakken door een deken van grof gebreide mistflarden. Ik stap weer in de Punto en daal af naar Fondi, een provincieplaatsje waar de Via Appia als een slang doorheen kronkelt. In levendig Formia buigt de oude weg weer langs de kust. Als ik er binnen rij, is de Via Appia juist het toneel van de passeggiata. Voor ik het weet wordt mijn Punto omzwermd door bezonnebrilde jongeren die elkaar vanaf hun scooters uitdagen. Wie van hen weet dat Cicero in Formia een landgoed bezat? En dat de beroemde redenaar hier in het jaar 43 werd vermoord door de soldaten van Marcus Antonius omdat hij zich verzette tegen het driemanschap dat Ceasar opvolgde? Ik strijken neer in ristorante Veneziano waar ik boven een menu degustazione mijmer over Horatius, Cicero en andere antieke helden. Gastheer Giovanni, die de zaak al tien jaar samen met zijn broer bestiert, schuift er een stoel bij en begint te verhalen over de oorlog, de maffia en de Via Appia.
‘Deze weg is de slagader van mijn zaak!’ zegt hij bij herhaling.

Foto: Wikimedia.

Malaria
Op zoek naar een hotel, beland ik een paar kilometer verder in Minturnae. Totdat de malaria uitbrak en de mensen hogerop verhuisden naar het tegenwoordige Minturno, was dit een florerende havenstad. De zee heeft zich teruggetrokken maar de antieke stad staat nog redelijk overeind. Als ik de volgende ochtend door de opgraving loop, ontdek ik tussen de brokstukken een ongeschonden stukje Via Appia Antica. Even lijkt niets mooier dan zwarte basaltblokken, glad en vlak, glinsterend in de nevel van lentebui. Dertig kilometer verder sta ik op de summiere overblijfselen van antiek Capua. Toen de trotse tweede stad van het Romeinse Rijk, nu, onder de naam Santa Maria Capua Vetere, een uitstulping van verstedelijkte armoede.
‘Spartacus? Yeah, Spartacus been here…’
Getano – rood petje, stoppelbaard, mond met nog maar een paar tanden – tekent een cirkel in de lucht waar de hele omtrek van het amfitheater van Capua in past.
‘Anyway, he’s been here somewhere.’
Getano spreekt een vettig soort Amerikaans-Italiaans omdat hij veertien jaar in New Jersey werkte. Hier zwoegt hij als een van de metselaars die de gladiatorschool van Capua opkalefateren. Waar precies, in welke kelder, in welke tunnel, Spartacus zijn roemruchte slavenopstand begon, kan hij me ook niet vertellen. Ik daal af naar de in perfecte staat verkerende catacomben, gevolgd door strepen licht die zich door allerlei gaten heen persen. De getraliede kooien waar de wilde dieren in werden gehouden, zijn nog vrijwel intact.

Foto: Wikimedia.

Klauw van luipaard
In een zijportaal vind ik een siersteen met de gebeeldhouwde klauw van een luipaard. Op een ander stuk steen prijkt een hand met een bijl. Vanaf een pilaar staart een gladiator me opeens aan, een levenloze leeuw onder zijn arm. Ik klauter omhoog over de verbrokkelde zitplaatsen naar het hoogste punt van de arena dat als een puntige glasscherf uit de bovenste ring steekt. Ik sluit mijn ogen voor de zalmkleurige nieuwbouwflats, de bloeiende fruitbomen, dat weiland, de lawaaierige wegarbeiders en Getano die vanaf beneden argwanend toekijkt. Op mijn netvlies is het weer 73 voor Christus. In de kerkers van deze arena, na het Colosseum de grootste van het Romeinse Rijk, beraamt Spartacus een opstand. De gladiator uit Thracië, een gebied tussen Bulgarije en noord-Griekenland, weet te ontsnappen en verzamelt een leger van slaven om zich heen. Twee jaar lang weten ze het Romeinse leger een reeks nederlagen toe te brengen, uitgroeiend tot een dominante kracht in zuid-Italië. In 71 weten Licinius Crassus en Pompeï de opstand de kop in te drukken. Zesduizend slaven worden gekruisigd aan de Via Appia. Tuuuuuuut! Ik schrik. Een claxon. Schreeuwende mannen gebaren dat ik naar beneden moet komen. Ik realiseer me dat mijn positie er van een afstandje gevaarlijk uit moet zien en schuifel terug. Over de kiezels, het mos, de grassprieten.

Foto: Wikimedia.

Via Appia Antica
Ook Benevento, dat later aan de Via Appia werd gekoppeld, kent zijn amfitheater waarin een gladiatorschool was gevestigd. Maar de trots van het provincieplaatsje is de Ark van Trajanus, de best bewaarde triomfboog aan de regina viarum. Keizer Trajanus, die het Romeinse Rijk van 98 tot 117 uitbreidde tot zijn grootste omvang, richtte de boog op ter herinnering aan zijn prestaties als filantroop en legeraanvoerder. Ook in het fraaie, net gerestaureerde Museo Sannio laat Trajanus zich gelden middels stoere standbeelden en familieportretten. Net buiten het stadje, vlakbij de Romeinse brug Ponte Leproso waar het verkeer nog altijd over heen dendert, vind ik een origineel stukje Via Appia Antica. Althans, dat zegt een straatnaambordje. Helaas gaat het weggetje verscholen onder een laag asfalt. Tien kilometer onder Benevento splitsten de nieuwe en de oude Appia zich voor het eerst sinds Rome in twee aparte richtingen. De Appia Nova neemt de zuidelijke route over de Appenijnen, de Appia Antica kiest voor de noordelijke weg. Nou ja, weg? Het koninklijke pad versmalt tot een iel spoor dat me over lappendekens van groene velden voert. Telkens als ik me afvraag of ik bij Zeus! nog wel op de goede weg zit, rijst er voor, naast of onder mijn auto ineens een bewijsstuk op. Een zwarte basaltblok die uit het zand steekt, een vergane mijlsteen in een weiland, een waterbassin met Romeinse inscriptie.

Wirwar van boerenstraatjes
Bij het dorpje Castello del Lago verdwijnt elke twijfel. Omdat de weg verdwijnt in een wirwar van boerenstraatjes, vraag ik een boer naar de Appia Antica. Hij wenkt me hem te volgen, springt op zijn scooter en rijdt voor me uit. Na een paar bochten, mondt de weg uit in een wijdse vallei. Het boertje knijpt in zijn remmen, stapt af en gebaart driftig naar een ruïne. Als ik dichterbij komen, zie ik het. Wezensvreemd, zonder verbindingen met beide oevers, prijkt de enig overgebleven arcade van de Ponte Rotto in het landschap. In de bedding van de rivier zie ik de basaltblokken liggen, door eeuwenlange erosie geslepen tot grillige vormen.

Dorpspomp
Hoe verder? Volgens mijn Romeinse kaart voert de weg vanaf de overkant verder naar het plaatsje Aeclanum. ‘Aeclanum? Aeclanum?’
Bij een dorpspomp laten vier in zwarte kleding gehulde dorpsvrouwen de naam als een mantra over hun lippen rollen. Een reeks ondoorgrondelijke aanwijzingen volgt waarna de vrouwen elkaar met elkaar beginnen te ruziën dat ze het verkeerd hebben uitgelegd.
‘Aeclanum, la citta antica?’
In een volgend dorp levert mijn vraag meer concrete aanwijzingen op. Aeclanum blijkt een archeologische opgraving, kniehoge fundamenten die verscholen liggen in de heuvels bij Passo di Mirabella. Een bergkam stuwt me ruim achthonderd meter de hoogte in, aan weerszijden het zicht openend op besneeuwde toppen van de Apennijnen. De hemel omspant me als een koepel van een Imax-theater, een projectiedoek waar de ondergaande zon paarsrode stralen op schijnt. De Via Appia ligt als donker koord over de groene heuvels van het plateau gedrapeerd. In de gehuchten die ik passeer ontlokt mijn auto een kettingreactie van hondengeblaf. Een vleermuis schiet zigzaggend voor me uit. Als de nacht valt, met de snelheid van een toneeldoek, rij ik Nova Bisaccia binnen, een dorpje van nieuwbouw- en prefab-woningen. In het eenvoudige hotel waar ik onderdak vind, legt de waardin uit dat Nova Bisaccia is gebouwd nadat het oude Bisaccia werd getroffen door een aardbeving.

‘De lichamen zijn al geborgen,’ zegt hij geruststellend. ‘Als we de graven openen, zitten de botten er nog wel in.
Necropolis
Na een koude nacht stuur ik de Punto verder over de Via Appia die langzaam afdaalt naar Le Murge, een lager gelegen plateau van kalksteen. Via Venosa, een fraai historisch plaatsje met als voornaamste claim to fame dat Horatius er het levenslicht zag, kom ik in Gravina in Puglia. In de verstilde straatjes bots ik tegen Michele Loglisci op, een elektrisch ingenieur met een passie voor archeologie. Hij neemt me mee naar de krochten van het plaatsje: grotten die zijn uitgehakt in een diep ravijn. Op een heuveltop aan de overkant van de klif liggen de resten van de Romeinse stad Silvium, zoals Gravina in een eerder tijdperk heette.
‘We zijn nu bezig met het afgraven van de necropolis,’ zegt hij. We steken de brug over en klimmen omhoog naar een open veld.
‘Links liggen de graven nog onder een paar meter zand bedolven. Hier zijn we al klaar.’
De amateurarcheoloog wijst op een deksel dat schuin op een graf ligt. Ik zie donker water, slierten gras, stenen.
‘De lichamen zijn al geborgen,’ zegt hij geruststellend. ‘Als we de graven openen, zitten de botten er nog wel in. De sieraden en alle andere spullen van waarde zijn al eeuwen geleden geplunderd.’

Foto: Wikimedia.

Waar is de Via Appia gebleven?
Net buiten Gravina steekt een vos de Via Appia over. Hij blijft staan, kijkt me aan, vertrouwt het niet en sluipt weg. Via de oude havenstad Taranto, waar het Museo Nazionale met zijn beroemde Griekse kunstschatten helaas gesloten is wegens renovatie, rijd ik door een woud van olijf- en wijngaarden naar Bríndisi, de trotse havenstad Brundisium. Met bijna duizend kilometer omzwervingen op en rond de Via Appia op de teller, hoop ik stiekem op een glorieus onthaal. Maar mijn fantasie wordt gesmoord in een ordinaire verkeersopstopping. Bumper aan bumper druppelt het verkeer over de nog altijd loodrechte Via Appia de stad in. En ineens is het afgelopen. Het verkeer draait links, de Via Ossana op. Ik rij rechtdoor, over de laatste meters Via Appia tot ik niet verder kan en voor een wit muurtje tot stilstand kom. Dringende oproep: laat alle Romeinen zich in hun necropolissen omdraaien want hun regina viarum is geamputeerd door een spoorbaan! Het is een grote schande. Alleen te voet kan ik verder, een met graffiti besmeurde voetgangerstunnel in. Ik kom boven de grond uit in de Via Carmine, die overgaat in de Via Fornari, die uitkomt op de Piazza Vittoria van waaruit je drie richtingen kunt kiezen. Help, waar is de Via Appia gebleven? Nu word ik boos. Geef me een schop en ik spit hier zelf die kostbare zwarte basaltblokken uit het asfalt omhoog! Ik kies de Via Duomo en kom weer uit op een plein, een piazza waar de elfde-eeuwse domtoren een schaduw over werpt. Maar ik word warm. Het museo archeologico, onopvallend in de hoek van het plein gelegen, is gesloten – het is zondagochtend vroeg – maar door het traliewerk heen zie ik de grafmonumenten die net buiten Bríndisi, net als in Rome, de laatste kilometers van de Via Appia sierden. Ik loop onder de Dom door, over een straat met gladgeschuurde stenen waar een vrouw het stoepje voor haar huis schoon veegt, langs gevels in vervagende terracotta tinten. Een pleintje, piazza Scolmafora, dat zich vernauwt tot een flessenhals. Ineens blaast de zeewind in mijn gezicht. Ik zie een fregat van de Italiaanse marine, een ferryboot. Ik sta aan de voet van de Colonna Romana, een fundament van samengebonden menhirs waar de negentien meter hoge zuil op rust die al tweeduizend jaar het eindpunt van de Via Appia markeert. Maar waar is deze obelisk? Verhuisd naar een andere plek? Nee, aan een hekwerkje hangt een bordje dat uitlegt dat de zuil wordt gerestaureerd. Ik kijk omhoog, naar meeuwen die elkaar krijsend achtervolgen, en hoop dat de zuil pas terugkeert als dat witte muurtje is gesloopt.

Mafiosi in Caserta
Als je overweegt de Via Appia te gaan volgen, doe dan geen moeite in Caserta te blijven overnachten. Of er te eten. Of er anderszins lang te blijven rondhangen. Het kolkend drukke voorstadje van Napels heeft iets onbehaaglijks. Als ik me aandien bij restaurant Europa, klinkt het: ‘Excusi, completo.’ De zaak zit inderdaad vol met mannen in krijtstreeppakken, bijna vol. Achter de rug van de ober zie ik nog een paar vrije tafeltjes. Het is al half elf. Verwacht hij echt nog mensen?
‘Si, completo,’ bevestigt de ober.
‘Curioso,’ brom ik en taai af. De uitbater van het pension Via Appia Hostaria wuift me weg als ik vraag naar alternatieve eetgelegenheden. In het restaurant waar ik uiteindelijk wel welkom ben, blijkt het personeel niet geïnteresseerd in zijn gast. Steeds moet ik de obers storen terwijl ze geboeid voor de tv naar de film Welcome to Paradise liggen te kijken. Sic. Op een reis waar ik een en al vriendelijkheid heb ontmoet, is Caserta de ongastvrije uitzondering. Waarom? Volgens de inwoners die ik spreek, heeft het met de Camorra te maken, de Napolitaanse maffia die in deze regio ongehinderd haar macht uitoefent. Tja, als er een paar uomini d’onore (mannen van eer) in je zaak zitten te eten, interesseer je je toch niet voor een afgezant van de Royal Dutch Press? De enige reden om toch even te stoppen in Caserta heet Luigi Vanvitelli. Rond 1750 kreeg architect Vanvitelli, zoon van de Nederlandse landschapsschilder Kaspar van Wittel, een bijzondere opdracht. Ontwerp een paleis dat kan concurreren met Versailles. Opdrachtgever: koning Karel van Bourbon. Het werk begon in 1752 en werd pas in 1847 als voltooid beschouwd. Het resultaat, de Reggia, is nog altijd oogverblindend. Let vooral op de badkamer én de beeldengroepen in de tuinfonteinen.

SOS Italiaans
Borden met plaatsnamen ontbreken, richtingborden zijn vaak tegenstrijdig… Al spreek je vloeiend gebarentaal, zonder summiere kennis van het Italiaans raak je het spoor op de Via Appia zeker bijster. Avontuurlijk, dat zeker, maar ook frustrerend. Leer daarom minstens:

ja/nee – si/no
goedendag – buongiorno
neem me niet kwalijk – mi scusi
kunt u mij de weg wijzen naar de Via Appia Antica? – potrebbe dirmi dove trovo il Via Appia Antica?
linksaf/rechtsaf – girare a sinistra/a destra
de hoek om – girare l’angolo
altijd rechtdoor – sempre dritto
en dan tot aan… – e continuare fino
kruising – all’incrocio
het grote plein – alla piazza grande
de rotonde – alla rotatoria
de brug – al ponte
de kerk – alla chiesa
de eerste zijstraat rechts – alle prima trasversale a destra
de derde zijstraat links – alle terza trasversale a sinistra
na tweehonderd meter – dopo duecento metri
ik spreek geen Italiaans – non parlo italiano
dank u – grazie mille

moord op de via appia omslagLeestip: Moord op de Via Appia
Ga ergens op de Via Appia zitten, open dit boek en sla na anderhalf uur je ogen weer op. Wedden dat telefoons, auto’s en andere moderniteiten automatisch uit je blik worden gefilterd? In deze historische roman ontwart detective Gordianus een moorddadig komplot in het Romeinse keizerrijk. Omdat het verhaal je laat kennismaken met de eetgewoonten, kleding en de relaties van de Romeinen, waan je jezelf na enige tijd in het Rome van tweeduizend jaar geleden. Wel zo passend als je over de Via Appia rijdt!

De IVF-gids
Boek
De IVF-gids
De kaalheid voorbij
Kosmos Z&K uitgevers
Boek
De kaalheid voorbij
Boek van de eeuw
Hilversumse Schoolvereniging
Boek
Boek van de eeuw
Nivon jubileumboek
Nivon Natuurvrienden
Boek
Nivon jubileumboek
Pubermanagement
Boek
Pubermanagement
Innerlijke kracht
Mijn vader
Boek
Innerlijke kracht
Ik, nummer 23
Boek
Ik, nummer 23
Babymanagement
IkVader Boeken
Boek
Babymanagement
Claus, heden en verleden
Boek
Claus, heden en verleden
Peutermanagement
IkVader.nl
Boek
Peutermanagement
Inspiratie
Film
Inspiratie
DARWIN
Filmacademie
Film
DARWIN
Pulse Urban Projects
Pulse
Web
Pulse Urban Projects
Op zoek naar de Via Appia
Reizen magazine
Reportage
Op zoek naar de Via Appia
Goed Gevoel
Reportage
Goed Gevoel
Men’s Health
Reportage
Men’s Health
Man of all Seasons
Seasons
Reportage
Man of all Seasons
Faillissementsdossier.nl
Binq Media
Web
Faillissementsdossier.nl
Immovator
Web
Immovator
Het Whisky Eiland
Reizen magazine
Reportage
Het Whisky Eiland
Watervillahypotheek
ING
Brochure
Watervillahypotheek
Verkoopversneller
ING
Brochure
Verkoopversneller
Trailer Babymanagement
IkVader.nl
Boek, Film
Trailer Babymanagement
Hoogvlieger uit het laagland
Service Pers
Reportage
Hoogvlieger uit het laagland
Erotomania
ELLE
Reportage
Erotomania
Het geheim van de kranensmid
Huis magazine
Reportage
Het geheim van de kranensmid
IkVader.nl
Web
IkVader.nl
Rails
Reportage
Rails
ING Bank
ING
Web
ING Bank
Reizen
ANWB Media
Reportage
Reizen
Panorama
Reportage
Panorama
Humor is serious business
De Zaak
Reportage
Humor is serious business
Boek, Film
Trailer ‘Een kwestie van zelfbehoud’
De hutspot van David Carson
Credits magazine
Interview
De hutspot van David Carson
Aka-pa
Best Life magazine
Column
Aka-pa
Terreur op de werkvloer
De Zaak
Reportage
Terreur op de werkvloer
Hotel Hanssen
Reizen magazine
Column
Hotel Hanssen
De Zaanse verhoor-methode
Panorama
Reportage
De Zaanse verhoor-methode
‘Goede reclame ráákt je’
Credits magazine
Interview
‘Goede reclame ráákt je’
Ingrid & Henk
Nieuwe Revu
Column
Ingrid & Henk
Brief aan Van Gogh
Reizen magazine
Reportage
Brief aan Van Gogh
Chez Ilja
Seasons
Reportage
Chez Ilja
Personal (Af) Branding
Credits magazine
Web
Personal (Af) Branding
Een kwestie van zelfbehoud
De Bezige Bij
Boek
Een kwestie van zelfbehoud
‘Elke gedachte is een trigger’
Credits magazine
Interview
‘Elke gedachte is een trigger’
error: Content is protected !!